Intern verslag 50
Aanvullend onderzoek naar de bebouwing in de Hinthamerstraat bij het Sint-Janskerkhof (percelen 4, 5 en 6)
In het voorjaar van 1998 werd aanvullend archiefonderzoek verricht naar bebouwing en bewoning aan de Hinthamerstraat bij het Sint-Janskerkhof. Het gaat in beginsel om de vroegste gegevens betreffende de complexen die in de publicatie Bouwen en wonen in de schaduw van de Sint Jan1 werden aangeduid als de percelen 5 en 6 en waarnaar uitvoerig archeologisch en bouwhistorisch onderzoek is gedaan. Aanvankelijk lag het in de bedoeling alleen de onder deze nummers aangeduide goederen en hun gerechtigden opnieuw onder de loep te nemen, maar om de hierna te noemen redenen moesten ook over de belendende percelen 4, 7 en 8 nog aanvullende gegevens worden verzameld en geanalyseerd. Dit archiefonderzoek heeft het hierna volgende resultaat opgeleverd.
Perceel 4
In verband met, de belendingen en het verderop te behandelen achterhuis - perceel 5b - zijn ook de gegevens betreffende perceel 4 opnieuw bezien. Hieronder volgt een beknopte verhandeling over de geschiedenis van de opeenvolgende gerechtigden op dit perceel. Een weergave op deze manier heeft naar mijn overtuiging meer zin dan schema's zoals op blz. 230-240 van Bouwen en wonen in de schaduw van de Sint Jan, die te veel vragen overlaten over wie er welke rechten bezat. Mijn analyse heeft overigens resultaten opgeleverd die op een aantal punten afwijken van die in Bouwen en wonen. Ik beschouw het binnen mijn opdracht overigens niet als mijn taak om op die verschillen nader in te gaan en verwijs slechts naar de resultaten van mijn eigen onderzoek, die hierna volgen.
Op 18 februari 1368 droeg Godfried van Gestel zijn levenslang vruchtgebruik op de helft van het complex van perceel 4 aan zijn dochter Katharina. Het ging hierbij om een huis en erf dat gesitueerd werd tussen het erf van de Sint-Janskerk en het erf van Aleid Aykens. De betreffende helft grensde aan het erf van de kerk. Aangezien - zoals we nog zullen zien - het perceel van Aleid Aykens westelijk aan dit perceel grensde, betrof het hier de oostelijke helft. Katharina droeg vervolgens de genoemde helft en haar recht op de andere helft over aan de snijder Jan zoon van wijlen Sophie Gheenkens.2 Deze droeg op zijn beurt op 23 januari 1386 het hele huis en erf over aan Godfried zoon van wijlen Godfried Keteleer. Het complex werd toen gesitueerd tussen het erf van Mette Toterquaets en dat van wijlen Aleid weduwe van Jan Ayken, strekkend van de Hinthamerstraat tot aan het Sint-Janskerkhof.3 Kort daarop wilde Godfried Keteleer dit huis en erf voor twee jaar verhuren aan genoemde Jan de snijder en zijn vrouw Heilwig, maar de
1. | Kroniek van het bouwhistorisch en archeologisch onderzoek 's-Hertogenbosch 2, red. H.W. Boekwijt en H.L. Janssen ('s-Hertogenbosch 1997).
|
2. | GAH, R 1175, fol. 93v: in medietate domus et aree site in Buscoducis iuxta atrium sancti Iohannis ewangeliste inter hereditatem spectantem ad ecclesiam sancti Iohannis ex uno et inter hereditatem Aleydis Aykini ex alio, ut dicebat, videlicet in medietate que sita est iuxta dictam hereditatem spectantem ad dictam ecclesiam sancti Iohannis.
|
3. | R 1177, fol. 221: domum et aream sitam in Buscoducis in vico Hynthamensi inter hereditatem Mette dicte Toterquaets ex uno et hereditatem quondam Aleidis relicte quondam Iohannis Aykini ex alio, tendentem a vico Hynthamensi predicto ad cymitherium ecclesie sancti Iohannis ewangeliste.
|
daarvan opgemaakte akte is onafgemaakt gebleven. Als belendingen in deze laatste akte werden genoemd wijlen Aleid Aykens en Evert Boc.1
Op 3 juni 1419 - dit wil zeggen na de stadsbrand die in dat voorjaar gewoed had -2 werd het complex - dat hij die gelegenheid omschreven werd als domistadium. 'huiserf' - in jaarlijkse en erfelijke cijns gegeven aan Arnold van Vught, zoon van wijlen Arnold van Vught. Het werd toen gesitueerd tussen het erf van wijlen Leunis van Erp en dat van de voller Lambert Buc, strekkende van de Hinthamerstraat tot aan het erf van Arnold Meyssen.3 Zie voor dit laatste erf hierna onder het het zogenaamde perceel 5b.
Tussen 3 juni 1419 en 26 november 1434 is het erf van perceel 4 in handen gekomen van Bernard zoon van wijlen Bernard Gerritsz. van Geffen. Deze droeg het op laatstgenoemde datum over Willem Moel, zoon van wijlen Jan.4 Op 27 februari 1442 ten slotte droeg Bernard zijn vruchtgebruik op het erf met de toen weer aanwezige bebouwing over aan zijn dochters Oda en Liesbet, die hij verwekt had bij zijn vrouw Hille dochter van wijlen Jan Cccl, en aan de gebroeders Gijsbert en Godfried, kinderen van Rutger Morine en genoemde Hille. Al deze kinderen droegen vervolgens het erf met zijn bebouwing over aan de kerkfabriek van Sint-Jan.5
Perceel 5b
Op 16 juni 1386 droeg Godfried Keteleer aan de snijder Jan zoon van Sophie (Gheenkens) gedurende hun leven over 'zijn achterhuis met zijn ondergrond, gelegen in 's-Hertogenbosch naast het kerkhof van de kerk van Sint-Jan de
1. | R 1177, fol. 224v: domum et aream sitam in Buscoducis in vico Hynthamensi inter hereditatem quondam Aleydis Aykini ex uno et hereditatem Everardi Boc ex alio.
|
2. | Zie Bouwen en wonen, 199, nt. 11.
|
3. | R 1191, fol. 131 (origineel in het archief van de Sint-Jan) quoddam domistadium situm in [... vico Hintha]mensi inter hereditatem quondam Leonii de Erpe et inter hereditatem Lamberti Buc fullonis, tendens a dicto vico ad hereditatem Arnoldi [Meyssen].
|
4. | R 1205, fol. 17: quoddam domistadium situm in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Leonii de Erpe et inter hereditatem Lamberti Buc fullonis, simul cum edificiis in dicto domistadio consistentihus.
|
5. | R 1212, fol. 29: Willelmus Moel, filius quondam Iohannis, usufructum sibi ut dicebat competentem in quodam domistadio sito in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Leonii de Erpe et inter hereditatem quondam Lamberti Buck fullonis, simul cum edificiis in dicto domistadio consistentibus, quod domistadium dictus Willelmus Moel, filium quondam Iohannis, erga Bernardum filium quondam Bernardi Gerits soen de Geffen acquisierat, prout in litteris, legitime supportavit mihi ad opus Ode et Elisabeth, liberorum Willelmi Moel, ab eodem Willelmo et quondam Hilla sua uxore dum vixerat, filia quondam Iohannis Coel, pariter genitarum, et ad opus Ghiselberti et Godefridi fratrum, liberorum quondam Rutgeri Morinc, ab eodem quondam Rutgero et dicta quondam Hilla pariter genitorum, ---. Quo facto constituti igitur coram scabinis infrascriptis dicti Elisabeth, Ghiselbertus et Godefridus cum tutore, atque Bernardus filius quondam Bernardi Gerits soen de Geffen, maritus et tutor legitimus ut dicebat dicte Ode sue uxoris, supradictum domistadium cum suis edificiis predictis hereditarie supportaverunt Goeswino Tolinc tamquam magistro fabrice ecclesie sancti Iohannis ewangeliste in Buscoducis ad opus eiusdem fabrice, cum litteris, aliis et iure, promittentes indivisi super omnia et habenda ratam servare et obligationem et impetitionem ex parte eorum et ex parte quorumlihet aliorum heredum et successorum Willelmi Moel et quondam Hille predictorum deponere. Testes Lu et Goevy. Datum XXVII ianuarii (1442).
|
evangelist, tussen het erf van wijlen Aleid Aykens aan de ene zijde en tussen het erf van de fabriek van genoemde kerk aan de andere zijde; en een stukje tuin gelegen achter het genoemde huis, welk stukje 10 voet in de lengte omvat, namelijk dat stukje dat gelegen is naast het genoemde achterhuis'. Zoals hierboven al vermeld is, had Godfried op 23 januari 1386 het hele huis en erf vanaf de Hinthamerstraat tot aan het kerkhof verkregen van de Jan de snijder en had hij het kort daarop weer aan hem en zijn vrouw proberen te verhuren. Kennelijk werd kort hierop besloten om aan het achterhuis aan Jan en zijn vrouw gedurende hun leven over te dragen, wat zoals gezegd op 16 juni 1386 gebeurd is. Na hun beider overlijden zou het weer aan Godfried Keteleer terugkomen.1
Dit zal inderdaad gebeurd zijn, want op 15 juni 1417 werd het door de kramer Reinier van Vught als man van Ida dochter van Godfried Keteleer in erfelijke cijns uitgegeven aan Arnold Meyssen, zoon van wijlen Willem Bernardsz., voor 3 pond stadsgeld per jaar.2 Deze laatste droeg op 12 augustus 1419 een stukje van 24 voet lang langs het Sint-Janskerkhof over aan Hendrik zoon van Frederik Heyken. Arnold behield het recht om over dit stukje grond naar het kerkhof te blijven gaan.3 Op 19 februari 1422 verkreeg Hendrik ook het achterhuis zelf en het stukje tuin (van 10 voet) van Arnold Meyssen.4 Op 26 juli 1423 ten slotte droeg Hendrik Frederiksz. Heyken het hele complex over aan de fabriek van Sint-Jan.5
1. | R 1177, fol. 304v: Godefridus Ketelleer domum suam posteriorem cum eius fundo, sitam in Busco ducis iuxta cymitherium ecclesie beati Iohannis ewangeliste inter hereditatem quondam Aleydis Aykens ex uno et inter hereditatem fabrice dicte ecclesie ex alio; atque particulam orti siti retro dictam domum, que particula continet decem pedatas in longitudine, scilicet illam particulam que sita est contigue iuxta dictam domum posteriorem, ut dicehat, supportavit Iohanni Fyen soen sartori ad opus sui et ad opus Heylwigis eius uxoris, ab eisdem seu eorum altero diutius vivente in humanis hereditarie possidendas integraliter, promittens warandiam et obligationem deponere, tali condicione quod alter eorum diutius vivens dictas domum cum suo fundo et particulam orti ad eius vitam possidebit, sed cum ipsi ambo mortui fuerint, extunc ad dictum Godefridum hereditario iure devolventur et revertentur. Testes Lonijs et Scilder. Datum supra (= sabbato post Penthecosten 1386).
|
2. | R 1190, fol. 423.
|
3. | R 1191, fol. 164v: quandam particulam hereditatis XXIIII pedatas in longitudine continentem de quodam domistadio domus posterioris quondam Godefridi Keteleer, sitam in Buscoducis iuxta cymitherium ecclesie beati Iohannis ewangeliste inter hereditatem domicelle quondam Aleydis Aykens, nunc heredum quondam Leonii de Erpe, ex uno, et inter cymitherium ecclesie ex alio, videlicet mensurando a dicto cymitherio per eius longitudinem? versus vicum Hvnthamensem.
|
4. | R 1193, fol. 53.
|
5. | R 1193. fol. 396: Henricus filius quondam Frederici Heykens quoddam domistadium domus posterioris quondam Godefridi Keteler, situm in Buscoducis iuxta cimiterium ecclesie beati Iohannis evangeliste inter hereditatem domicelle quondam Aleidis quondam Aykens, nunc heredum quondam Leonii de Erpe ex uno et inter dictum cimiterium ex alio, simul cum particula orti retro dictam domum posteriorem consistentem, supportatum Henrico filio quondam Frederici Heykens ab Arnoldo Meissen, filio quondam Willelmi Bernts, prout in litteris, hereditarie rio supportavit Marsello die Lu ad opus fabrice ecclesie sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis, cum litteris et allis et iure, promittens super omnia ratam servare et obligationem et impetitionem ex parte sui et ex parte domini Willelmi de Megen presbiteri et heredum suorum deponere, excepto hereditario censu trium florenorum levium, quem dictus dominus Willelmus exinde solvendus hahet, ut dicebat. Testes Lu et Loden. Datum XXVI iulii(1423).
|
In Bouwen en wonen wordt dit achterhuis niet gesitueerd achter perceel 4, maar achter perceel 5; daarom wordt het perceel 5b genoemd.1 Uit de benaming achterhuis valt echter al af te leiden dat het achter perceel 4 stond. Het perceel van het achterhuis had daarom beter perceel 4b genoemd kunnen worden. Dat het achter perceel 4 stond, blijkt ook uit de belending in de akte van 3 juni 1419, waarin van perceel 4 wordt gezegd dat het zich uitstrekte vanaf de straat tot aan het erf van Arnold Meyssen. Verder wordt als belending steeds genoemd het hierna te behandelen perceel 5: in 1386 het erf van wijlen Aleid Aykens, in 1417, 1419, 1422 en 1423 - bronvermelding zie hierboven - met de toevoeging 'nu van de erfgenamen van Leunis van Erp'. Geen enkele keer wordt als belending het hierna te behandelen perceel 6 genoemd, terwijl dit toch voor de hand zou hebben gelegen wanneer het perceel zich ook achter perceel 5 had uitgestrekt. Als andere belending vinden we respectievelijk opgegeven in 1386 het erf van de kerkfabriek, in 1417, 1419, 1422 en 1423 het kerkhof. Bij deze belendingen zijn voor zover mij bekend altijd de zijden van het perceel haaks op de straat bedoeld. Als dit ook hier het geval was, betekent dit dat perceel 3 en mogelijk ook de percelen 1 en 2 waarschijnlijk vanaf de Hinthamerstraat gezien korter waren 9 dan de percelen 4 en volgende. Het achterhuis van zal dan zowel aan de oost- als aan de zuidzijde aan het kerkhof hebben gegrensd, aan de noord-zijde aan perceel 4 en aan de westzijde aan perceel 5. Samenvattend situeer ik het achterhuis in kwestie dus achter perceel 4 en niet achter perceel 5. Dit alles laat overigens onverlet de mogelijkheid dat perceel 4 ooit samen met perceel 5 één complex heeft gevormd, zoals teruggevonden vlechtwerk-wanden en een greppel zouden uitwijzen.2 Uit de bewaard gebleven geschreven bronnen is dit echter, voor zover ik heb kunnen nagaan, niet af te leiden. In ieder geval spreken de bewaard gebleven cijnsregisters, die in het algemeen teruggaan op een oude situatie, van twee percelen.3
Perceel 5
Zoals ik in het voorstaande heb proberen aan te tonen, strekte perceel 5 zich vanouds uit van de Hinthamerstraat tot aan het Sint-Janskerkhof. De gegevens in Bouwen en wonen kunnen aanmerkelijk worden aangevuld. Om te beginnen werd op 3 januari 1386 een aantal goederen gedeeld van wijlen jonkvrouw Aleid Aykens. Daarbij werd haar huis en erf met toebehoren toebedeeld aan haar dochter jonkvrouw Margriet, weduwe van Gozewijn Moedel Dicbier. Het complex werd hierbij gesitueerd in de Hinthamerstraat naast het erf van genoemde jonkvrouw Margriet. Uit een schepenakte van 18 januari 1386 betreffende perceel 6 wordt als belending genoemd het 'huis en erf van wijlen jonkvrouw Aleid, eertijds moeder van genoemde jonkvrouw Margriet, en waarin dezelfde wijlen jonkvrouw Aleid is gestorven'. Het gaat dus bij perceel 5 daadwerkelijk om het woonhuis van Aleid Aykens en daarmee hoogstwaarschijnlijk ook van haar eerder overleden echtgenoot Jan Ayken. Mogelijk is hij degeen die als schepen vermeld wordt in de jaren van 1316 tot 1333, maar er ligt wel erg veel tijd tussen, zodat het ook een andere Jan Ayken geweest kan zijn, mogelijk een zoon van de eerstgenoemde.4
1. | Bouwen en wonen, 213, afb. 7, 217-218 en 232.
|
2. | Bouwen en wonen, 215-216.
|
3. | Zie onder meer Bouwen en wonen, 232.
|
4. | Op blz. 41 van Bouwen en wonen wordt gezegd dat jonkvrouwe Dirckske van Neynsel, dochter van Godfried van Erp, weduwe van Jacob van Neynsel, rechten op perceel 6 had gehad. Het gaat moet hierbij echter om een ander complex zijn gegaan, gezien de omschrijving op 12 januari 1419 als duahus domistadiis et areis atque domo que nunc scola esse dicitur et fundo domus eiusdem et retro dicta domistadia iuxta cimiterium ecclesie sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis situata est, prout dicta
|
Bij de deling van de goederen van Leunis van Erp droegen Peter, Leunis, Aleid en Elizabet hun recht op perceel 5 over aan hun broer Jan. Het complex werd toen omschreven als 'het huiserf van wijlen Leunis van Erp, gelegen in 's-Hertogenbosch in de Hinthamerstraat tussen het erf van wijlen Arnold van Vught (perceel 4) aan de ene zijde en tussen het erf van wijlen Willem van Nuland (perceel 6a) aan de andere zijde' (zie bijlage II, laatste akte). Aangezien er in deze oorkonde geen sprake is van een huis, is dus denkbaar dat het huis van Jan en Aleid Aykens bij de stadsbrand van 1419 is afgebrand. Uit het erf gingen een cijns van 4½ pond aan het Bossche kapittel van Sint-Jan, een cijns van 7 pond aan de Tafel van de Heilige Geest, beide stadsgeld, en eerder al cijnzen aan de erfgenamen van Diederik die Lu.1 Op 20 augustus 1444 ten slotte verkocht Jan van Erp dit huiserf aan de kerkfabriek van Sint-Jan.2
Perceel 6
De in Bouwen en wonen verstrekte gegevens over perceel 6 konden om te beginnen worden aangevuld met een drietal oorkonden van 18 en 19 januari 1396. Deze stukken, waarvan de tekst als bijlage I aan dit verslag is toegevoegd, zijn lastig leesbaar vanwege het verbleekte schrift, de vele doorhalingen en toevoegingen, zowel binnen als buiten de tekst. Toch meen ik wel tot een redelijk betrouwbare reconstructie van hun inhoud gekomen te zijn.
In de eerste oorkonde, een Bossche schepenakte, droeg Margriet, weduwe van Gozewijn Moedel Dicbier, dochter van wijlen Jan Ayken en van wijlen Aleid, de twee stenen huizen van perceel 6 als huwelijksgave op aan Willem van Nuland en zijn vrouw Aleid, dochter van wijlen Peter van Erp. De huizen werden gesitueerd in de Hinthamerstraat tussen het erf van wijlen Rutger van Erp (perceel 7) en het huis en erf van wijlen jonkvrouw Aleid, moeder van jonkvrouw Margriet, in welk huis zij was overleden (perceel 5).
Het ene huis was groter dan het andere. Het grootste was het huis dat grensde aan het huis van Aleid, de weduwe van Jan Ayken. De bezitter van dit laatste huis (perceel 5) kreeg namelijk het eeuwigdurend recht om in dit grootste stenen huis (perceel 6a) te bouwen
De Tafel van de heilige Geest moest jaarlijks aan de bezitter van laatstgenoemd buis een wollen laken uitreiken. Daarvan moest vervolgens
| overgeleverde erfdeling van de goederen van Aleid Aykens (R 1177, fol. 265-265v (1386 januari 3)) achterwege gelaten. Ook een reconstructie daarvan zou een beeld geven van een deel van het vermogen van een patricische Bossche familie.
|
1. | R 1201, fol. 210.
|
2. | R 1214, fol. 121v: Iohannes de Erpe, filius quondam Leonii de Erpe, quoddam domistadium dicti quondam Leonii de Erpe, situm in Buscoducis in vico Hynthamensi inter hereditatem quondam Arnoldi de Vucht ex uno et inter hereditatem quondam Willelmi de Nuwelant ex alio, ut dicebat, hereditarie supportavit Amelio vanden Hovel et Goeswino Tolync tamquam magistris fabrice ecclesie beati Iohannis euangeliste in Buscoducis ad opus dicte fabrice ---, cum condicione quod dicta fabrica exinde solvere tenebitur capitulo dicte ecclesie hereditarium censum quatuor et dimidie librarum monete, atque mense sancti Spiritus in Buscoducis hereditarium censum septem librarum dicte monete, atque huiusmodi census quod heredes quondam Theoderici die Lu exinde solvendum habent, ut dicebat, exnunc deinceps sic et taliter solvet quod dictus Iohannes super se et bona sua dampna non eveniant in futurum, prout dicti magistri fabrice recognoverunt et sub obligatione omnium bonorum dicte fabrice repromiserunt. Testes, datum supra (= Balyart et Drueten. Datum vicesima augusti (1444).
|
3. | Schepen in 1361 en 1365 (Jacobs, Justitie en politie, 258-259).
|
drie el gegeven worden aan Jan van Middegael, drie el aan zijn zuster Beel1 en drie el aan Leunis zoon van wijlen Peter van Erp. Door deze drie en door Lana en Johanna - waarschijnlijk zijn hiermee zusters van Leunis bedoeld -2 moesten deze negen el uitgekeerd worden aan arme nakomelingen van Jan Ayken voor diens memorie. De bezitter van het genoemde grootste huis moest de rest van het laken uitkeren, eveneens aan behoeftige nakomelingen van Jan Ayken. Uit de twee huizen moest de hertogcijns betaald worden, een cijns van 6 pond en 14 schellingen stadsgeld aan de deken en het kapittel van Sint-Jan en een cijns van 12 schellingen en 6 penningen aan de Sint-Pieterskapel in Maalstrem.
In de tweede akte van 18 januari, eveneens een schepenakte, erkende Willem van Nuland door jonkvrouw Margriet en door Leunis zoon van wijlen Peter van Erp voldaan te zijn van alle goederen die deze laatsten hadden beloofd aan Willem en zijn vrouw Aleid, dochter van wijlen Peter van Erp. Tussen deze akte en de eerste akte in staat nog de tekst van een notarieel instrument van een dag later, 19 januari 1396, waarin Willem van Nuland de twee huizen en erven met hun toebehoren weer verhuurde aan Margriet gedurende haar leven lang voor de cijnzen die eruit gingen.
Margriet heeft op 20 mei 1401 haar testament gemaakt. Ze lag toen ziek in de onderste kamer van het claustrale huis van de abdis van Binderen (bij Helmond). Aanwezig waren daarbij onder anderen de abdis - Hillegond van Erp, waarschijnlijk een dochter van Jan Lucasz. van Erp (zie bijlage II) -, verder Leunis zoon van wijlen Peter van Erp, 'knape', en Leunis zusters Johanna en Aleid.3 In het bewaard gebleven deel van dit testament is geen sprake van haar huizen in de Hinthamerstraat.
Deze kwamen, waarschijnlijk na haar dood, in het bezit van de zojuist genoemde Aleid van Erp, gehuwd met Willem van Nuland, en vervolgens van hun dochter Margriet. Deze trouwde met Gerlach van Gemert. Op 21 april 1420 werd eerst het westelijke van de beide huizen (perceel 6b) door Gerlach als man van Aleid verkocht aan Hendrik van Gerwen.4 Het werd daarbij omschreven als 'huis en erf met zijn toebehoren, gelegen in 's-Hertogenbosch in de Hinthamerstraat tussen het erf van Willem van Lieshout aan de ene en tussen het erf van genoemde Gerlach' - perceel 6a - 'aan de andere zijde, strekkende van genoemde straat achter tot aan het kerkhof van de kerk van Sint-Jan aldaar.' Als voorwaarde werd daarbij gesteld dat de stenen muur langs het overige erf van Gerlach - perceel 6a dus - voortaan gemeenschappelijk van Gerlach en Hendrik zou zijn en dat Gerlach en zijn rechtsopvolgers in en op die muur mochten bouwen. Wanneer zij dat zouden doen tot de hoogte van die muur, dan moesten zij daarop op gemene kosten een goot leggen en onderhouden. Zouden zij boven of onder die muur bouwen, dan moesten Gerlach en Hendrik en hun rechtsopvolgers hun water elk van hun eigen huizen afleiden zodanig dat zij elkaar geen schade zouden berokkenen.
1. | Zie de hiervóór, blz. 5, nt. 1, genoemde erfgenamen van Aleid Aykens.
|
2. | Zie hiervóór, blz. 5, nt. 1.
|
3. | GAH, Tafel van de H. Geest, nr. 1293.
|
4. | R 1191, fol. 478v: Gherlacus de Ghemert, maritus et tutor legitimus domicelle Margarete suc uxoris, filie quondam Willelmi de Nuwelant, domum et aream cum suis attinentiis sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem Willelmi van Lyeshout ex uno et inter hereditatem dicti Gerlaci ex alio latere, tendentem a dicto vico retrorsum ad cymiteriurn ecclesie beati Iohannis ibidem.
|
5. | GAH, R 1191, fol. 478v: quod murus lapideus consistens ibidem contigue iuxta reliquam hereditatem dicti Gerlaci erit et permanebit communiter dicto Gerlaco et Henrico, ita videlicet quod dictus Gerlacus vel possessores pro tempore relique hereditatis dicti Gerlaci poterunt edificare in et supra dictum murum ad eorum profectum. Et si dictus Gerlacus vel possessores pro tempore dicte relique hereditatis voluerint edificare ad altitudinem dicti muri, quod tunc dictus Gerlacus vel possessores pro
|
Perceel 6a ten slotte werd als leeg huiserf - het huis was dus kennelijk bij de stadsbrand van 1419 verwoest - op 29 oktober 1423 door Gerlach van Gemert als echtgenoot van Margriet dochter van Willem van Nuland verkocht aan de kerkfabriek van Sint-Jan. Uit het goed ging een cijns van 10 pond jaarlijks aan de Bossche Tafel van de Heilige Geest.1
Percelen 7 en 8
In het begin van de veertiende eeuw waren de percelen 7 en 8 in handen van de gebroeders Hendrik en Willem, zonen van wijlen Rutger van Erp. Een familieband met de hiervóór behandelde Van Erps kon niet onmiddellijk of door middel van een kort onderzoekje worden aangetoond, ofschoon die er zeker we] zal zijn geweest. Blijkens een opwinningsakte uit 1422 waren deze percelen 7 en 8 afkomstig uit een groter perceel van het huis en erf van Jan van Enode, broer van Bertold van Heusden. Op 21 februari 1358 had Bertold aangetoond dat hij een cijns van 8 pond uit dit huis en erf bezat.2 Op 10 november 1447 kwamen de percelen 6b en 7 in handen van Gijsberta van Doren, weduwe van Peter van Eyck. Beide complexen, omschreven als huizen en erven, werden toen verkocht door de stichter van een altaar in de Sint-Janskerk, het klooster Porta Celi, het Sint-Janskapittel en de Bonnefanten. alle in Den Bosch, en door Sophie natuurlijke dochter van wijlen Gillis van Gerwen, kanunnik van Sint-Jan, die kennelijk op dat moment alle gerechtigd waren tot de verkoop.3
| tempore dicte relique hereditatis et dictus Henricus supra dictum murum ponere tenebuntur unum laudabilem guttarium suis communibus expensis et illum in bona et laudabili dispositione servare tenebuntur. Et si dictus Gerlacus vel possessores dicte relique hereditatis voluerint edificare altius vel bassius quam dictus murus ibidem consistit et stat edificatus, quod tunc dictus Gerlacus vel possessores pro tempore dicte relique hereditatis et dictus Henricus aquas pluviales supra dictas hereditates pro tempore cadentes quilibet per se deducere tenebuntur de suis domibus. sic quod alteri eorum dampna exinde non eveniant in futurum. |
1. | R 1194. fol. 265: quoddam vacuum domistadium, olim domus et aree dicti quondam Willelmi, situm in Buscoducis in vico Hinthamensi inter hereditatem quondam Margarete filie quondam Egidii de Gherwen ex uno et inter hereditateni heredum quondam Leonii de Erpe ex alio, tendens a dicto vico ad cymitherium ecclesie beati Iohannis ewangeliste.
|
2. | R 1800, fol. 41: Arnoldus Rover vander Poyrten fuit adiusticiatus ad domum et aream Iohannis dicti quondam de Enode, fratris dudum Bertholdi van Hoesden. sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi, occasione defectus solutionis hereditarii census octo librarum, quem censum dictus Bertholdus legitimo docuit testimonio, prout in litteris quarum data continet feria quarta post dominicam qua cantatur Invocavit anno Domini millesimo CCCmo quinquagesimoseptimo ---. Zie verder ook R 1203, fol. 142v (1433 januari 7); en R 1217, fol. 289v (1447 februari 21).
|
3. | R 1218, fol. 212v: Dominus Petrus Cromme tamquam procurator domini Henrici de Meduwen, rectoris altaris beate Marie Magdalene siti in ecclesia sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis in ambitu novi chori ibidem, nomine et ex parte fundatoris dicti altaris, dominus Emondis de Sterrenberch, procurator conventus de porta Celi, Philippus Eeussel tamquam scriba decani et capituli, atque Willelmus Dicbier, filius Iohannis, tamquam procurator et gubernator mense sancti Spiritus in Buscoducis nomine et ex parte puerorum bonorum bonifante vocatorum (bovengeschreven: cum consensu et voluntate provisoris dicte mense), atque Sophia filia naturalis quondam domini Egidii de Gerwen, olim canonici in Buscoducis, cum tutore, domum et aream cum suis attinentiis, sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem Willelmi de Lieshout ex uno et inter hereditatem Gerlaci de Ghemert ex alio, quam domum et
|
sita in parochia de Bucstel ad locum dictum Onrode ad locum dictum opt Rûllen;
- item hereditaria pactio trium maldrorum siliginis mensure de Buscoducis, solvenda hereditarie ex prato quodam dicto een eeussel et ex tribus strepis terre ibi? prope, sitis in parochia de Bucstel ad locum dictum Onrode, quam pactionem Arnoldus Coppelman solvere tenetur, ut dicebant;
- item hereditaria pactio undecim lopinorum siliginis mensure de Buscoducis, quam Hilla vander After et hereditaria pactio undecim lopinorum siliginis iamdicte mensure, quam Elyas filius Iohannis Eliaessoen solvere tenetur hereditarie Purificationis ex quatuor lopinatis terre sitis in Bucstel ad locum dictum Mûlsel; item ex tribus lopinatis terre ibidem sitis ad locum Tongheren, quam pactionem vigintiduorum lopinorum siliginis quondam Thomas filius Gerardi vander Bruggen solvere consueverat quondam Willelmo Bac, ut dicebant;
- item duo campi, quorum unus dictus est die Vijftien camp et alter die Zestercamp nuncupati sunt et siti sunt in loco dicto int Vuchtbroeke, quos campos Willelmus Bac et Leonius de Erp erga opidum de Buscoducis acquisierant, ut dicehant;
- item quinque iugera terre sita in Empel in duobus campis cum onere aggerorum zegedike vocatorum et dircumscriptionum dictarum scouwen ad presentia? spectante infra terram situatorum, ut dicebant;
- item quinque communitates dicte gemeynten terre, site in parochia de Maren in loco dicto die Uterweert, ut dicebant;
- item hereditarius census quatuor librarum monete, quem Iohannes Rovers institor solvere tenetur dictis condividentibus ex camera cum suo fundo sita in Buscoducis sub longis cameris, in qua idem Iohannes ad presens moratur, ut dicebant;
- item hereditarius census trium librarum antedicte monete, quem censum Willelmus de Coelen solvere tenetur dictis condividentibus hereditarie ex domo et area eiusdem Willelmi sita in Buscoducis in vico dicto Colperstrate, in qua idem Willelmus nunc morandum? trahit?;
- item hereditarius census trium librarum iamdicte monete, quem Ghilo de Roesmalen annuatim solvere tenetur dictis condividentibus ex domo et aren eiusdem Gilonis, sita in vico iamdicto in qua idem Ghibo ad presens moratur, ut dicebant;
dicte domicelle Aleidi cesserunt in partem, prout alii recognoverunt. Super quibus et iure alii renuntiaverunt, promittentes super ormnia ratam servare et obligationem ex parte sui deponere.
Et mediante qua divisione
- hereditaria pactio duorum modiorum siliginis mensure de Buscoducis et hereditarius census duorum grossorum antiquorum, quos iidem condividentes annuatim solvendos habent, ut dicebant, ex petia terre dicta die Diedewech, ad Theodericum Rovers spectante, sita in parochie de Erp, quam petiam terre Goeswinus Cnoden olim acquisierat erga Leonium de Erp, ut dicebant;
- item hereditaria pactio duorum modiorum siliginis mensure de Erp, quam pactionem Theodericus Rovers solvere tenetur dictis condividentibus ex petia terre dicta die Zwijnsput, sita in Erpe, quam petiam terre Theodericus Jans soen, natuerlic soen her Rolof Rovers de Broechoven, erge quondam Leonium de Erp acquisierat, ut dicebant;
- item hereditaria pactio quatuor modiorum siliginis mensure de Erp, quam iidem condividentes annnuatim solvendam habent hereditarie ex domo, horreo, porta cum suis fundis, domistadio, pomerio et ex campo sibi coadiacente dictis die Loeacker, sitis in Erp, quas hereditates Iohannes Senijs de Erp erga quondam Leonium de Erp acquisierat, ut dicebat;
- item hereditario pactio unius modii siliginis mensure de Buscoducis, quam Gibo Roet solvere tenetur dictis condividentibus ex hereditate sita in
parochia de Vucht sancti Lamberti ad locum dictum Cromvoert, ut dicebant;
- item hereditario pactio dimidii modii siliginis mensure de Buscoducis, quam pactionem Lambertus die Monick solvere tenetur dictis condividentibus ex domo, area, orto ac horreo cum suo fundo, sitis in Bucstel ad locum dictum Onrode; item ex medietate cuiusdam petie terre dicte die Quadebrake, sita in dicta parochia, ut dicebant;
- item hereditaria pactio duodecim lopinorum siliginis mensure de Buscoducis, quam pactionem Henricus die Molner solvere tenetur dictis condividentibus ex petia terre dicta die Brake, sita in parochia de Bucstel ad locum Onrode, ut dicebant;
- item hereditario pactio quatuor lopinorum siliginis mensure de Buscoducis, quam pactionem Henridus die Molner solvere tenetur dictis condividentibus ex rnedietate (fol. 209) prati dicti die Gemeynbeempt, siti in Bucstel, ut dicebant;
- item undecim iugera terre sita in tribus campis in parochia de Nuwelant in loco dicto die Hoeven, cum onere aggerum dictorum zegediken et circumscriptionum ad presentia? spectante infra terram situatorum, ut dicebant;
- item medietas iugeris terre siti in parochia de Nuwelant in hereditate Lupperti de Eyck aut quondam Aleidis de Dinther sue uxoris, ibidem sita, ut dicebant;
- item octo hont terre sita ibidem, sita in loco dicta die Hoeven in loco dicto die Ettingen: item particula terre dictorum condividentium, sita ibidem prope locum dictum die Ettingen, ex quibus bonis omnibus dicte portionis solvendi sunt mense sancti Spiritus in Dinther duo modii siliginis hereditarie et annuatim, ut dicebant;
- item trio iugera terre, sita retro conventum de Porta Celi, que fuerant quondam Leonii de Erp et Willelmi de Nuwelant, ut dicebant;
- item hereditarius census duorurn antiquorum scudatorum qui quidam dictus Rob de Orten ex domo et area sua, sita in Orthen in qua moratur;
- item hereditarius census unius antiqul scudati, solvendus ex domo et area Henrici de Vucht, sita in Buscoducis in vico Orthensi, ut dicebant;
- item hereditorius census septem librarum monete, solvendus ex domo et area Petri de Zonne, sita in Buscoducis prope cimiterium sancti Iohannis;
- item hereditarius census quatuor librarum dicte monete, solvendus hereditarie ex hereditate dicta Graetserve, sita in Buscoducis apud cimiterium;
- item hereditarius census XXV et dimidii solidos monete iamdicte, quos solvendos habent ex hereditate sita in Buscoducis in vico dicto Colperstraet, in qua relicta quondam Iohannis Kepken moratur, ut dicebant dicto Leonio cesserunt in partem, prout alii recognoverunt. Super quibus et iure alii renuntiaverunt, promittentes ut supra.
Et mediante qua divisione
- vigintiquinque iugera terre vel circiter, sita in pariochia de Maren infra aggeres quod exponetur bynnen dijcx, in diversis particulis ibidem, cum onere LX antiquorum grossorum ex parte quadam dictorum XXV iugerum terre dicta die Meer prius solvendorum, que pars XVIII iugera terre vel circiter continet, ut dicebant;
- item decem iugera terre dicta die Havercamp, sita in parochia de Vucht in loco dicto int Vuchthroeck, que quondam Willelmus Bac et Leonius de Erp erga opidum de Buscoducis acquisierat, ut dicebat;
- item hereditarius census trium aureorum denariorum communiter audescilde vocatorum, quem censum dicti condividentes solvendum habent hereditarie ex domo, area et orto cum suis attinentiis Gerardi Maes soen de Bucstel, sitis in Bucstel, in quibus Gerardus ad presens morandum? trahit, ut dicebant;
- item hereditaria pactio unius maldri siliginis mensure de Erp et hereditarius census unius grossi antiqui, quos Petrus Bathen soen prorniserat se
daturum et soluturum quondam Leortio de Erp ex 4ta parte unius agri dicti die Hulst, siti in parochia de Erp, ut dicebant;
- item hereditaria pactio unius modii siliginis mensure de Erp et hereditarius census unius et dimidii grossorum antiquorum, quos Iohannes filius Willelmi Barniers soen solvere tenebatur quondam Leonio predicto ex agro terre dicto die Hulst, sito in Erp, ut dicebant;
- item hereditaria pactio duorum modiorum siliginis mensure de Buscoducis, quam Godefridus Strick solvere tenetur dictis condividentibus hereditarie ex campo terre dicto die Rietcamp, sito in parochia de Erp, quem campum terre Hubertus Eliaes soen et Henricns Eliaes soen erga quondam Leonium de Erp acquisierat, ut dicebant;
- item hereditoria pactio dimidii modii siliginis et hereditarius census unius grossi antiqui, quos censum et pactionem Gerlacus die Smit solvere consueverat hereditarie dictis condividentibus ex 4ta parte agri terre dicti die Hulst, siti in parochia de Erp, ut dicebant;
- item hereditaria pactio unius maldri siliginis mensure de Erp, quam Iohannes Weyndelen soen promiserat se daturum et soluturum aut solvere tenebatur quondam Leonio predicto hereditarie ex petia terre dicta Loenenstrepe, sita in parochia de Erp, quam (fol. 209v) petia terre Iohannes filius quondam Henrici Wever erga Leonium de Erp acquisierat, ut dicebant;
- item hereditaria pactio trium et dimidii modiorum bladi mediatim siliginis et mediatim ordei mensure de Buscoducis ex omnibus huiusmodi pratis que f'uerant quondam Wolteri des Rijken, sitis in parochia de Bucstel ad locum dictum Casteren; item ex decem petiis terre, dictis pratibus attinentibus, quorum una die Hoernic, alia die Donck, 3a dat Haverlant, 4ta die Grientecker, quinta iuxta hereditatem Ioseph de Casteren sita, sexta dat Cromstuck, septima dat Hoeveken, octava die Smedeecker, nona in loco dicto die Smedeecker, decima dat Scildstuck vocate sunt, ut dicebant;
- item hereditaria pactio unius modii siliginis, solvenda hereditarie ex hereditate dicta Zannencamp, sita in parochia de Os, quam pactionem Henricus Vilts soen de Os promiserat se daturum et soluturum Franconi filio Iohannis die Kael ad opus sui et ad opus Iohannis et Goeswini fratrum et Elisabeth eorum sororum hereditarie ex hereditate predicta
dicte domicelle Elisabeth cesserunt in partem, prout alii recognoverunt. Super quibus et iure alii renuntiaverunt, promittentes super omnia ratam servare et obligationem ex parte sui deponere, tali condicione annexa quod dictus Iohannes de Erp ex premissis bonis, sibi in partem ut dictum est cessis, solvet annuatim quoscumque census fundi exinde prius solvendus necnon hereditariam pactionem unius modil siliginis, quam pactionem quondam Leonius de Erp solvere consueverat mense sancti Spiritus in Buscoducis; insuper et conservabit aggeres zegediken vocatos, aqueductus, fossata, circumscriptiones et sluysas ad presentia? spectantes sic et taliter quod suis condividentihus ad et supra se et bona sua dampna exinde non eveniant in futurum;
insuper condicionatum? est quod dictus Leonius ex premissis, sibi in partem ut dictum est cessis, solvet census fundi exinde solvendus atque conservabit aggeres zegediken vocatos, fossata et sluysas ad presentia? spectantes aut conservantes, atque solvet hereditarium pactum duorum modiorum siliginis mensure de Buscoducis, quem pactum rectores mense sancti Spiritus in Dynther presumunt se habere solvendum hereditarie ex bonis quondam Leonil de Erp, ut dicebant, exnunc deinceps sic et taliter quod aliis suis condividentibus dampna exinde non eveniant in futurum;
item condictum est quod dicta domicella Elisabeth ex premissis, sibi in partem ut dictum est cessis, solvet hereditarjum censum sexaginta grossorum antiquorum, domino duci exinde prius solvendorum, extunc deinceps sic solvet quod dictis suis condividentibus dampna exinde non eveniant in futurum; insuper condicionatum? est quod unusquisque dictorum condividentium ex premissis, sibi in partem cessis ut premittitur, solvere tenebitur censum fundi
Aanhangsel 'Aanvullend onderzoek naar de bebouwing in de Hinthamerstraat bij het Sint-Janskerkhof'
Dit aanhangsel geeft een overzicht van de aanvullingen en correcties op Bouwen en wonen in de schaduw van de Sint Jan.
Voor kanttekeningen van meer algemene aard kan om te beginnen worden verwezen naar mijn rapport 'Enkele opmerkingen over de rechten op onroerend goed in de Middeleeuwen' (intern verslag nr. ... van augustus 1997).
Blz. 35:
De vertaling van stillicidium is niet zoe, maar o(y)sendrop, in modern Nederlands 'dakdrup'. Met een zoe is doorgaans een straatgoot bedoeld (Zie M.W.J. de Bruijn, 'Wisselkantoortjes aan de Pensmarkt', 's-Hertogenbosch 5 (1997) 3-4).
In de in Bouwen en wonen aangehaalde tekst uit het cijnsregister van 1573 (zie afb. 2 op blz. 22) staat niet dat de zoe tussen de percelen 8 en 9 lag. De hier genoemde bezitter van perceel 9 mocht zijn bebouwing anderhalve voet laten uitsteken boven der zoe - naar ik aanneem dus boven de straatgoot - over de lengte van zijn huis, te weten 35 voet (ruim 10 meter). Waarschijnlijk was het langs de zijkant. van het huis aan de Torenstraat.
Blz. 215-217 en 232 (perceel 4):
De juiste datum van de oudste akte is 18 februari 1368.
'Gheerkens' moet zijn 'Gheenkens'.
De datum van de verkoop aan Godfried Keteleer is 23 januari 1368.
Aanvullend als helendingen : Mette Toterquaets en Aleid weduwe van Jan Ayken.
Aanvullend de voorgenomen maar niet doorgegane verhuur aan Jan de snijder en zijn vrouw Heilwig (tussen akten van 16 en 17 februari 1368).
De aanduiding 'koper? erfcijns' bij de akte van 3 juni 1419 (blz. 232) is niet adequaat. De uitgifte in jaarlijkse en erfelijke cijns op die datum hield in dat de verkrijger een eeuwigdurend, vererfbaar en vrij overdraagbaar recht op het, goed verkreeg. De uitgever behield alleen recht op de betaling van de cijns (zie het hierboven genoemde rapport 'Enkele opmerkingen').
26 januari 1442 (blz. 232) is althans volgens het Bosch' protocol 27 januari 1442.
Blz. 215-217 en 232 (perceel 5b [= 4b]):
Perceel 5 strekte zich uit tot achter aan het kerkhof. Perceel '5b' zal dus in werkelijkheid achter perceel 4 hebben gelegen. Het is dus beter te spreken van perceel 4a en 4b.
Nieuw gegeven: erfdeling van de goederen van wijlen Aleid Aykens van 3 januari 1386. Daaruit blijkt dat op perceel 5 het woonhuis van Aleid en waarschijniijk ook van haar echtgenoot Jan Ayken stond.
Blz. 217-218 en 233 (perceel 5a [= 5]):
De precieze datum van '17 feb 1368/1369?' (blz. 233) is 18 februari 1368.
De precieze datum van '1416/1417' (blz. 233) is 15 juni 1417.
Aanvulling: het goederenbezit van Leunis van Erp met overdracht van perceel 5 aan Jan van Erp (GAH, R 1201 , fol. 208-219 (in het verslag opgenomen als bijlage III)).
Blz. 218-220 en 233-234 (perceel 6):
Aanvulling: drie oorkonden van 18 en 19 januari 1396 met gegevens over de twee huizen op perceel 6. Van deze huizen was dat op perceel 6a het grootst.
Margriet weduwe van Gozewijn Moedel Dicbier, dochter van Jan Ayken en van Aleid, gaf op 18 januari 1396 beide percelen als huwelijksgave aan Willem van Nuland en zijn vrouw Aleid, dochter van wijlen Peter van Erp (afgedrukt in het verslag als bijlage I).
Op 19 januari 1396 verhuurde Willem de twee percelen met hun bebouwing weer aan Margriet voor het leven.
Na Margriets overlijden kwamen de huizen waarschijnlijk weer aan Willem van Nuland en Aleid en vervolgens door vererving een hun dochter Margriet.
De datering 30 jun 1424?' (blz. 234) betreffende perceel 6b moet zijn '29 oktober 1423'.
Voor perceel 6b zie hieronder.
Blz. 220-222 en 235-238 (percelen 7 en 8):
Aanvullende gegevens: blijkens een opwinningsakte uit 1422 (R 1800. fol. 41) waren heide percelen afkomstig uit een groter perceel van het huis en erf van Jan van Enode, broer van Bertold van Heusden. In een akte van 21 februari 1358 had Bertold aangetoond dat hij een cijns van 8 pond uit dit huis en erf bezat. Jan van Enode, niet Bertold van Heusden (blz. 235), zal dus de oudst bekende bezitter zijn geweest.
Gerechtigde op 10 november 1447 van perceel 6b en 7 (blz. 234 en 235) waren ook nog de Bonnefanten en het Sint-Janskapittel.
Perceel 8: 'huisplaats met gebouwen en huis en erf' (blz. 236) moet zijn:
'huisplaats niet gehouwen, genomen uit een huis en erf'.
Martin W.J. De Bruijn, 3 augustus 1998